In september 2024 vervolgden we onze reis door Afrika vanaf Victoria Falls, waar we in 2020 waren geëindigd. In 22 dagen reisden we met Nomad tours in een tot bus omgebouwde truck van Livingstone in Zambia, via Malawi en Tanzania naar Nairobi in Kenia met een uitstapje naar Zanzibar. Hoogtepunten waren de de wildparken South Luangwa National Park en Serengeti National Park
We gingen nog een keer naar de Victoria watervallen kijken, maar nu van de kant van Zambia en in de droge tijd. Dat was goed te zien, want er was maar een mager stroompje dat bijna 100 meter naar beneden stortte. De spray in de verte zorgde voor een prachtige regenboog die zich op wonderbaarlijke wijze van boven naar beneden verplaatste. Je had ook een mooi uitzicht op de 200 meter lange brug over de Zambezi rivier, die sinds 1905 Zimbabwe met Zambia verbindt. Over de brug rijden vrachtwagens met koper richting Zimbabwe en fietsers met smokkelwaar richting Zambia. Voor de laatsten is het wel oppassen want langs de weg loopt regelmatig een kudde olifanten, die het voorzien hebben op de eetbare smokkelwaar.
De waterval ligt niet ver van Livingstone. De stad is vernoemd naar de ontdekkingsreiziger die als eerste Europeaan de waterval zag en deze vernoemde naar de toenmalige koningin van Engeland. We bezochten het dorpje Mukuni daar in de buurt. Het is een koninklijk dorp, gesticht in de 13-de eeuw. Het is een “levend” dorp in de oorspronkelijke staat, maar teert ook op inkomsten uit het toerisme. We werden er verwelkomd door een dansgroep.
De wegen in Oost Afrika zijn slecht en druk. Dat betekent dat je niet erg opschiet. Bovendien zijn er veel hinderlijke verkeersdrempels, politiecontroles en verplicht weegbruggen die voor oponthoud zorgen. We hadden soms reisdagen van 10-12 uur. Desalniettemin viel er veel te zien langs de weg: dorpjes, allerlei winkeltjes, marktkraampjes en vooral veel mensen die iets willen verkopen. Hieronder een paar foto’s die ik vanuit de bus heb gemaakt. De twee jongens op de foto proberen geroosterde ratten te verkopen. Het shopping Centre (foto midden boven) is nog niet geopend. En alleen God weet wat ze serveren in het restaurant (foto links boven).
We wijken van onze route af voor een bezoek aan het South Luangwa National Park. Het park is 9000 km2 groot en genoemd naar de rivier die er doorheen stroomt. We overnachten in een bungalow aan de oever van deze rivier en maakten een tour per jeep door het park tegen zonsondergang. We zagen onder andere olifanten, giraffes, impala’s, buffels, een luipaard en heel veel zebra’s. Geen neushoorn, want die is uit het park verdwenen vanwege stroperij. Het bord bij de uitgang van het bungalowpark maakt duidelijk dat je daar buiten beter niet kan rondlopen. Wilde dieren zijn gewend aan jeeps maar niet aan wandelaars. Toch zijn er mensen, volgens onze gids, die proberen selfies te maken met een olifant. Die worden zwaar bestraft.
Dan naar Malawi. Een land met ruim 20 miljoen inwoners . Evenals in Zambia is de officiële taal hier Engels, 75 % van de bevolking is Christen en 20 % Moslim. We blijven twee nachten in het plaatsje Ngala aan het meer van Malawi. Onder leiding van een dorpsbewoner maken we wandeling door het dorp en bezoeken we een schooltje en een kerkje. De harde bankjes in de kerk voorkomen dat de gelovigen in slaap sukkelen tijdens de preek. In het klaslokaal zitten tijdens de lessen 90 kinderen vertelde de onderwijzer; tijdens ons bezoek hadden ze vakantie. Onderwijs is gratis, maar ze moeten wel zelf het schooluniform betalen en de boeken. Hieronder nog een paar dorpstafereeltjes.
Vanuit Malawi rijden we Tanzania binnen. We bivakkeren in de buurt van Mbeya op het terrein van een koffieplantage. We rijden vervolgens via Iringa en Mikumi naar Dar es Salaam. Onderweg stoppen we bij het Baobab bos. De Baobab is een zeer karakteristieke boom, die in veel landen beschermd is, maar niet in Tanzania, waar hij veelvuldig wordt gekapt.
We blijven maar een nacht in Dar es Salaam en krijgen weinig mee van deze grootste stad van Tanzania. Het is overigens niet de hoofdstad; dat is Dodoma in het midden van het land. We steken met de boot over naar Zanzibar, dat een autonome regio is binnen Tanzania na de fusie met Tanganyika in 1964. Zanzibar is nu bekend vanwege de specerijen die er gekweekt worden; we bezochten een van de plantages. Vroeger was het bekend vanwege de slavenmarkt. Honderdduizenden mensen uit Oost en Centraal Afrika werden geketend en naar het fort in Zanzibar gebracht. Voor zover ze de tocht overleefden werden ze daar verkocht voornamelijk aan Arabische handelaren. Stone Town is de hoofdplaats met veel nauwe straatjes. De 2 miljoen inwoners zijn voor 90% islamitisch. De stranden in het Noorden trekken veel toeristen.
Onderweg naar Serengeti National Park vangen we nog een glimp op van de Kilimanjaro, met 5895 meter de hoogste berg van Afrika. We trekken per jeep drie dagen door de Serengeti en Ngorongoro wildparken. De laatste bestaat voor een groot deel uit een cacaldera (een ingstorte vulkaankegel) ,waarin je continu grote kuddes wildebeesten, antilopen, buffels en zebra’s ziet. Samen met Serengeti is het wat oppervlak betreft ongeveer de helft van Nederland. Buiten de Caldera zie je veel Masai, een nomadisch volk dat leeft in het grensgebied van Kenia en Tanzania. Het zijn veehouders. We bezochten een dorpje, waar we werden getrakteerd op een dansvoorstelling. Dan naar Serengeti, waar we in een tentenkamp sliepen. ’s Nachts scharrelen daar giraffes, gazelles, maar ook hyena’s rond. Tijdens de safari zagen we een meertje vol nijlpaarden en vooral heel veel leeuwen. Die lagen voornamelijk uit te rusten van het eten. Het park wordt door ca 35.000 bezoekers per jaar bezocht en soms rijden er dagelijks wel een paar honderd jeeps rond.
Dan rest ons alleen nog maar de laatste etappe naar Nairobi. een hectische stad. We blijven daar drie nachten en bezoeken het nationaal museum en schrijven ons in voor een stadsrondleiding door voormalige staatjongens. Zij hebben een crimineel verleden, maar zijn op het rechte pad gebracht en leiden nu toeristen rond terwijl ze verhalen vertellen over hun jeugd in de sloppenwijken. De jongen op de foto tussen ons in werd Quick genoemd vanwege de snelheid waarmee hij de politie ontvluchtte.